Grote Canadese Gans, Branta canadensis, Canada Goose |
Grote Canadese Ganzen in de vlucht |
Grote Canadese Gans in close up |
Paartje in het broedgebied |
Roepend |
In het grasland, waar zij ook grazen |
Het
lijkt mij leuk om eens stil te staan bij een soort die tot de exoten wordt
gerekend, nl de Grote Canadese gans. Onder exoten worden vogels verstaan die oorspronkelijk
niet bij ons voorkomen en die hier niet op eigen kracht zijn gekomen. Het zijn
dus geen soorten die langzamerhand hun territorium hebben uitgebreid, zoals
bijv. de Turkse tortel. Exoten zijn ingevoerd en uitgezet voor de jacht of
opgenomen in waterwildcollecties. De uitgezette vogels en de ontsnapte vogels
hebben zich succesvol n het wild kunnen vestigen en langzaam zijn er broedpopulaties
gevormd.
De
Grote Canadese gans is daar dus een voorbeeld van. Oorspronkelijk was hij een
broedvogel van de prairies in Noord Amerika. Alhoewel men dacht dat hij daar
was uitgestorven werd hij in 1962 herontdekt. Al in de 17e eeuw werd
hij ingevoerd in Engeland en gehouden als siervogel. Ontsnapte vogels hebben
zich daar in het wild kunnen vestigen en een behoorlijk broedpopulatie gevormd.
Zij zijn daar standvogel en verlaten Engeland dus niet of nauwelijks. In de
30’er jaren van de vorige eeuw is de Canadese gans voor de jacht ingevoerd en
uitgezet in Zweden en later in Noorwegen en Finland. Die introducties waren
succesvol en hij heeft zich als broedvogel kunnen vestigen. Vanuit Scandinavië
heeft hij zich langzaam over Europa kunnen verspreiden. Aanvankelijk als
wintergast en later ook als broedvogel.
In
vogelgidsen uit de 70’er jaren wordt hij nog vermeld als een dwaalgast en in de
Petersons vogelgids ( uitgave 1987) wordt hij ook nog omschreven als een vrij
zeldzame wintergast.
Vanaf
1974 wordt hij in ons land waargenomen als broedvogel en dan gaat het vooral
om, uit gevangenschap ontsnapte vogels.Het aantal broedparen wordt dan geschat
op circa 5 tot 15. ( SOVON, Atlas van Nederlandse Vogels 1987) In strenge
winters komen er wel overwinteraars uit Scandinavië.
In
de 90’er jaren werd hij gezien als een jaarvogel en ging men uit van circa 100
broedparen en een klein aantal wintergasten uit Zweden ( Avifauna van Nederland
uit 2000)
Tot
1987 werden zij intensief bejaagd omdat zij als schadelijk werden gezien voor
de graslanden. Groei van de broedpopulatie werd daardoor bemoeilijkt. Vanaf
1987 werd er niet meer op gejaagd en kon de groei zich doorzetten. Die sterke
groei is nu in hun nadeel omdat zij daardoor plaatselijk weer worden gezien als
schadelijk en weer worden afgeschoten. Dat is vrij gemakkelijk omdat zij bij
wet zijn vrijgesteld van bescherming en dus mogen worden afgeschoten als zij
schadelijk zijn.
De
huidige populatie broedvogels wordt door SOVON geschat op 5000 tot 10.000
broedparen en zij zijn dus helemaal ingeburgerd. Zij broeden in de laaggelegen
natte weidegebieden, maar je ziet ze ook langs meren en in parken. Hun voedsel
bestaat uit waterplanten die ze, net als knobbelzwanen, al grondelend van de
bodem halen. Je ziet ze echter ook grazen op de weilanden waar ze zich te goed
doen aan gras en allerlei kruiden.
Zij
broeden vaak in losse kolonies en starten al in maart. Het nest wordt op de
grond gebouwd en bestaat uit takken, gras, riet en bladeren. Eind maart worden
de 5 tot 6 eieren gelegd. Het broeden duurt ongeveer 30 dagen. De jongen
verlaten het nest al snel en worden dan nog door de ouders beschermd tot zij na
ongeveer 45 dagen vliegen
Het is weer een mooi verslag Peter.
BeantwoordenVerwijderenGroeten
Hennie.
Dat zijn weer heel veel leuke 'weetjes' Peter.
BeantwoordenVerwijderenIk lees dat ook deze soort uitgezet is voor de jacht. Vandaar de naam 'plezierjacht'. Heb je niets af te knallen, zorg je zelf maar voor wat buit... :(
Mooie foto's trouwens.
Groet, Geert
BeantwoordenVerwijderenHoi Peter,
Mooie foto's en een interessant verhaal! Staan nieuwe weetjes voor me in, altijd boeiend.
Bedankt voor het delen!
Groetjes, Maria