Welkom op de vogelblog van Peter van de Beek



Op deze blog plaats ik mijn vogelmomenten.
Dat zijn fotos die ik maak van onze nederlandse vogels en voorzie van een korte eenvoudige toelichting. Het is even een moment om stil te staan bij onze vogels. Je kunt lezen en zien hoe interessant en mooi ze zijn. Daardoor merk je ook dat ze eigenlijk overal om je heen zijn.
Tevens plaats ik informatie over leuke vogelkijkplaatsen.
Ik hoop dat je door deze vogelmomenten bewuster naar vogels gaat kijken
en dat het beginnende vogelaars helpt bij herkenning en kennisontwikkeling.
Als je de vogelmomenten automatisch wilt ontvangen dan kun je je aanmelden met je emailadres.

donderdag 16 januari 2014

VOGELMOMENT WITTE KWIKSTAART

Witte kwikstaart, Motacilla alba, Pied Wagtail

Witte kwikstaart met nestmateriaal

 Met een snavel vol voer voor de jongen
 
 Parende Witte kwikstaarten
 
 Op de uitkijk op een oude maisstronk
 
 Juveniel die zich in de wind maar net staande houdt.
De vleugels zijn nog wat bruin getint
  
Alhoewel de witte kwikstaart in ons land het gehele jaar aanwezig is zie je hem in deze tijd van het jaar heel weinig omdat de meesten toch overwinteren in Spanje of Noord Afrika. Als broedvogel daarentegen is hij zeer talrijk en wijdverspreid in ons land. Vanaf eind februari als de eersten hier weer arriveren, kun je hem haast niet missen. De aantallen zijn nooit erg groot maar hij is wel zo ongeveer op iedere plek die je je kunt bedenken te vinden of dat nu in bewoond of landelijk gebied is. Voorwaarde is dat het een open of licht begroeide plek is. Alleen in drukke stedelijke gebieden zul je hem niet of nauwelijks zien. Qua broedgebied heeft hij duidelijk voorkeur voor landelijk gebied. In de duingebieden zijn de aantallen echter, net als die van de tapuit, behoorlijk teruggelopen. Het zijn immers grondvogels en die hebben last van de verruiging in de duinen, waardoor de begroeiing toeneemt en de open ruimte om te foerageren terug loopt.
Hij is, buiten zijn kleur en lange staart, altijd goed te herkennen aan de altijd op en neer bewegende staart. Daardoor bewaart hij goed zijn evenwicht bij het vangen van insecten die hij vaak rennend en fladderend dan wel vliegend vangt. Zijn voedsel bestaat uit insecten als strontvliegen, dagvlinders, libellen, kevers en mieren. In landelijk gebied is een mesthoop bijna altijd een garantie voor de aanwezigheid van de witte kwikstaart omdat hij daar op zoek is naar larven, poppen en insecten. Ook zie je hem vaak op pas geploegd land en in weilanden tussen paarden en koeien. Hij vangt daar dan de insecten die door het ploegen of door de hoeven van de beesten worden opgejaagd. Aan dit gedrag ontleent hij in sommige streken van het land zijn bijnamen als ploegdrijvertje of paardenwachter. In de winter, als het insectenaanbod veel geringer is, kan hij ook overschakelen op zaden.
Zij broeden op overdekte plaatsen in allerlei kunstmatige gaten, nissen en spleten. Je vindt de nesten dus in schuren en kassen maar ook onder bruggen en zelfs op bedrijventerreinen. Het legsel bestaat uit 5 of 6 bruingespikkelde grijze eieren die door het vrouwtje in ongeveer 14 dagen worden uitgebroed. De jongen vliegen na 13 tot 16 dagen uit. Per jaar worden meestal twee legsels grootgebracht.

Bedankt voor de reacties en opmerkingen op mijn vorige blog. Opmerkingen, reacties en vragen worden zeer op prijs gesteld.

zaterdag 4 januari 2014

VOGELMOMENT STORMMEEUW


            
Stormmeeuw, Larus canus, Mew Gull


Stormmeeuw, Mew Gull even de vleugels strekkend

 foeragerend in weiland
 
 Poserend in weiland
 
 
 Stormmeeuw:  kleiner dan zilvermeeuw, minder zware snavel  
zonder rode punt, groengele poten en vriendelijker uitstraling.
 
 Zilvermeeuw, Larus argentatus, Herring Gull
stuk groter, zware snavel met rode punt
agressiever uiterlijk.

In dit eerste vogelmoment van dit jaar wil ik aandacht besteden aan de stormmeeuw omdat hij vaak over het hoofd wordt gezien of wordt versleten voor een zilvermeeuw. Hij lijkt er ook wel op maar is veel kleiner en heeft een veel minder zware snavel zonder de bekende rode punt.
Iedereen kent wel de zilvermeeuw en de kokmeeuw, al was het maar omdat je die ook met regelmaat in woonwijken en parken ziet. Dat zal met de stormmeeuw niet zo snel gebeuren. De stormmeeuwen die in ons land broeden zijn ook standvogel en redelijk algemeen in de kustprovincies en de Waddeneilanden. In de winter krijgen zij gezelschap van grote aantallen overwinteraars uit het Noorden van Europa en het Westen van Rusland. De huidige Nederlandse broedpopulatie wordt geschat op zo’n 6000 paren. In het najaar en winter kunnen de aantallen kunnen oplopen tot circa 200.000 exemplaren. ( bron: SOVON)
Het eerste broedgeval in ons land dateert uit 1908. Pas in “het vogelboekje” van Jac.P.Thysse uit 1944 heb ik een eerste beschrijving aangetroffen. Omdat de poten toen ook wel werden beschreven als blauwachtig geel werd hij ook wel de blauwvoet genoemd of de kleine zeemeeuw. Een naam die nu niet meer bestaat.
Stormmeeuwen broeden in moerasachtige gebieden, duingebieden en kwelders langs de kusten, alhoewel ze in het Westen van het land ook wel uitwijken naar bouwland en daken van gebouwen. Zij broeden in kolonies van over het algemeen enkele tientallen paren maar soms ook wel in veel grotere kolonies. Meestal broeden zij aan de rand van kolonies van kleine mantelmeeuwen en/of kokmeeuwen. Je ziet ze bij ons in het broedseizoen vooral in een brede strook langs de kust, op de Waddeneilanden en op het IJsselmeer. In najaar en winter zijn ze in grotere aantallen ook goed waar te nemen in (veen) weidegebieden.
Hun voedsel bestaat uit allerlei insecten, schelpdieren, ongewervelden zoals zeepieren en wormen, maar ook vis en kreeftachtigen. Soms eten ze ook wel jonge vogels, eieren, afval en aas. Over het algemeen vangen en zoeken zij hun voedsel zelf maar, net als andere meeuwen, beroven zij ook   anderen.
Het legsel bestaat uit drie tot vijf bruin gevlekte groenachtige eieren in een holletje op de grond of op een gebouw. Het is bekleed met allerlei plantaardig materiaal. De eieren worden door beide ouders uitgebroed in circa 3 tot 4 weken. De jongen verlaten al na een paar dagen het nest en worden dan door de ouders nog gevoerd tot zij, na ongeveer 30 tot 35 dagen zelfstandig kunnen vliegen.

Als laatste foto heb ik een foto bijgevoegd van een zilvermeeuw om het verschil te laten zien.

Ik wil iedereen bedanken die op mijn vorige blog heeft gereageerd. Ik stel reacties, opmerkingen en vragen zeer op prijs.