Rotgans, Branta bernicla, Dark-bellied Brent |
Even de veren poetsen
Daarna even wat strekoefeningen
Dan even een slokje water
Jonge Rotgans
Ter vergelijking de Grote Canadese Gans
Deze keer aandacht voor een echte wintergast, de rotgans. Hij is de
kleinste en de donkerste gans, die niet veel groter is dan een wilde eend.
Herkenbaar dus aan de donkere kleur en aan de halsvlekken. Jonge rotganzen
herken je aan een heel kleine halsvlek of aan het ontbreken daarvan. Er is geen
onderscheid tussen mannetjes en vrouwtjes. Sommige verwarren hem met de Canadese
gans. Deze is echter lichter bruin, heeft een grote witte vlek onder de kin en
op de wangen en is ook zeker tweemaal zo groot. ( zie de laatste foto)
De Rotgans is een broedvogel van de Noordpoolgebieden van Europa en Siberiƫ
( o.a. Spitsbergen) en dus duidelijk noordelijker dan andere ganzen. Hij heeft
daarbij een voorkeur voor vlakbij zee gelegen toendra’s maar hij broedt ook op
eilandjes, kustgebieden en bij riviermondingen. Zij arriveren omstreeks eind
mei in hun broedgebieden en starten dan na ongeveer twee weken met broeden. Dat
doen zij in kleine kolonies en hun eenvoudige nest bestaat uit een klein
uitgegraven kommetje belegd met wat wier of korstmos, maar de eieren liggen ook
wel gewoon op de grond tussen wat grote keien en omringd door wat dons en
korstmos. Er worden circa drie tot zes eieren gelegd die door het vrouwtje in
ongeveer 25 dagen worden uitgebroed. De jongen zijn nog niet vliegvlug maar wel
direct actief. Vanaf eind augustus zijn zij volledig vliegvlug en in staat om
naar de overwinteringsgebieden te vliegen.
Die trek start in september, na de ruiperiode, en duurt tot ongeveer
oktober. Zij overwinteren aan de kusten van West Europa en Engeland. Ons land
is voor de rotganzen uiterst belangrijk als overwinteringsgebied. Het grootse
deel van de totale wereldpopulatie overwintert bij ons in het Waddengebied of
in de Zeeuwse Delta dan wel maken zij hier een tussenstop om wat op te vetten
en door te gaan naar Engeland. Een klein deel overwintert aan de Franse kusten.
Hun voedsel bestaat uit zeegras, gras en ander plantendelen. Je ziet ze
vaak bij hoog water grazen op weilanden en kwelders. Bij laag water verplaatsen
zij zich naar het wad om daar hun voedsel te zoeken.
Bijgaande foto’s zijn vorige week gemaakt in het buitendijkse
kweldergebied aan de Groningse waddenkust.
Hierbij wil ik weer iedereen bedanken die op mijn vorige blog heeft
gereageerd.